Eeuwfeest voor de Belgische militaire luchtvaart
Op dinsdag 16 april 2013 zal het exact 100 jaar geleden zijn dat Koning Albert I het Koninklijk Besluit ondertekende waardoor de militaire luchtvaart in België vorm kreeg, onder meer door de oprichting van een “Vliegerscompagnie” en een vliegschool.
Eind 1912 zette Commandant Emile Mathieu een aantal voorstellen op papier om de militaire vliegerij een plaats te geven in de organisatie van het Belgisch leger. Zijn voorstel omvatte de oprichting van een compagnie vliegers met vier escadrilles. Twee jaar eerder richtte ook Frankrijk zijn “Aviation militaire” op en Duitsland zijn “Fliegertruppen”. Tijdens de Italiaans-Turkse Oorlog werd in 1911 voor het eerst een vliegtuig voor een operationele vlucht ingezet. Deze nieuwe ontwikkelingen ontgingen de Belgische industriëlen en militairen niet.
In juli 1913 startte de Antwerpse firma Bollekens - oorspronkelijk een schrijnwerkerij, maar later vliegtuigbouwer- met de levering van een eerste serie Henri Farman H.F.20’s voor de Vliegerscompagnie. Tegen 25 augustus 1913 waren twee escadrilles volledig uitgerust om deel te nemen aan de grote herfstmanoeuvres in de toen strategisch belangrijke streek tussen Samber en Maas.
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog kwam de Antwerpse vliegtuigbouwer onder militaire controle en kreeg de firma de opdracht om zo snel mogelijk bijkomende Henri Farman H.F.20’s af te leveren voor de twee andere escadrilles. De Vliegerscompagnie kon op dat ogenblik beroep doen op 37 piloten en waarnemers, van wie sommigen echter slechts enkele uren opleiding hadden genoten. Hun getalsterkte werd aangevuld met 8 opgeroepen burgerpiloten, die hun eigen vliegtuigen meebrachten of geconfisqueerde burgertoestellen ter beschikking kregen.
Op 3 augustus 1914 stegen in Brasschaat de eerste vliegtuigen van de Vliegerscompagnie op om observatievluchten boven het Duits-Belgische grensgebied uit te voeren. Van de fragiele tweedekkers gingen er tijdens de eerste oorlogsmaanden meer verloren door ongevallen en technische pannes dan door vijandelijke acties.
Tegen het einde van de oorlog beschikte de Belgisch Defensie over ongeveer 200 vliegtuigen, verdeeld over 12 escadrilles, waarvan één escadrille watervliegtuigen. Ze werden niet alleen ingezet voor waarnemings- en verkenningsopdrachten, maar ook als jagers en als bommenwerpers. De vliegscholen, die in Frankrijk gevestigd waren, leidden tijdens de oorlog ongeveer 250 vliegers op. Samen met de vooroorlogse kern van 37 piloten en waarnemers van de Vliegerscompagnie behaalden zij 125 luchtoverwinningen op vijandelijke ballons en vliegtuigen.
Tien jaar na de pioniersvlucht van de gebroeders Wright beschikte ons land dus over een eigen militaire luchtvaart. Een mijlpaal in de luchtvaartgeschiedenis.
Un siècle d’existence pour l’aviation militaire belge
Le mardi 16 avril 2013 cela fera exactement 100 ans que le Roi Albert I a signé l’Arrêté Royal donnant forme à l’aviation militaire en Belgique entre autres avec la mise sur pied d’une « Compagnie des Aviateurs » et d’une école de pilotage.C’est vers la fin de l’année 1912 que le commandant Emile Mathieu a couché sur papier des propositions pour donner une place à l’aviation militaire au sein de l’armée belge. Sa proposition comprenait la création d’une compagnie d’aviateurs avec quatre escadrilles. Deux ans auparavant la France créait son “Aviation militaire” et l’Allemagne ses “Fliegertruppen”. C’est durant la guerre entre l’Italie et la Turquie en 1911 qu’un avion a été engagé pour la première fois dans un vol opérationnel. Ces nouveaux développements n’ont pas échappé aux industriels et militaires belges.
En juillet 1913 la firme anversoise Bollekens (à l’origine une menuiserie qui deviendra un constructeur d’avions par la suite) fournira une première série d’Henri Farman H.F.20 pour la compagnie des aviateurs. Deux escadrilles de la compagnie des aviateurs étaient ainsi complètement équipées pour le 25 août 1913 afin de participer aux premières grandes manœuvres d’automne dans la région, d’une importance stratégique à l’époque, d’entre Sambre et Meuse.
A la veille de la Première Guerre mondiale, le constructeur anversois passa sous contrôle militaire. La firme reçut la mission de fournir le plus rapidement possible des Henri Farman H.F.20 pour les deux autres escadrilles. La compagnie des aviateurs pouvait compter à cette époque sur 37 pilotes et observateurs parmi lesquels certains n’avaient reçu que quelques heures de formation. Leur effectif fut complété par huit pilotes civils appelés qui vinrent avec leurs propres avions ou qui reçurent des avions civils réquisitionnés.
Le 03 octobre 1914 décollèrent de Brasschaat les premiers avions de la compagnie des aviateurs afin d’effectuer des vols de reconnaissance au-dessus des territoires belge et allemand. Durant les premiers mois de la guerre la plupart des fragiles “deux ailes” ont été perdus en raison de pannes techniques et d’accidents plus qu’en raison d’actions ennemies.
Avant la fin de la guerre, la Belgique disposait d’environ 200 avions répartis en 12 escadrilles dont une escadrille d’hydravions. Ils n’étaient pas seulement engagés pour des vols de reconnaissance et d’observation mais aussi comme chasseurs et bombardiers. Les écoles de pilotage, alors situées en France, ont formé environ 250 pilotes durant la guerre. Ensemble avec les 37 pilotes d’avant-guerre de la compagnie des aviateurs, ils obtinrent 125 victoires dans les airs contre des avions et ballons ennemis.
Dix ans après le vol des pionniers, les frères Wright, notre pays disposait d’une réelle aviation militaire. Une étape dans l’histoire de l’aviation.
Best regards,
Daniel
